De naam Plaskerk:
De Protestantse kerk te Raalte draagt de naam Plaskerk.
Deze naam is ontstaan doordat er vroeger een waterpomp op het plein bij de kerk stond, daarvoor was er waarschijnlijk ook al een waterput, waar de dorpsbewoners hun water haalden.
Door het vele “verkeer” bij de pomp of de put verzakte het omliggende terrein en het gemorste water bleef op het lagere gedeelte van het plein staan.
Deze plek werd De Plas genoemd. De op dit plein staande kerk, kreeg toen de naam Plaskerk.

Het onstaan van de kerk:
In 1123 raakte raalte ongewild zijdelings betrokken bij een ruzie tussen Keizer Hendrik V van Duitsland en bisschop Godebald van Utrecht.
Hendrik V kon het niet “verkroppen dat Godebald een werkzaam aandeel had gehad in het tot standkomen van het befaamde Concordaat van Worms (1122).
In dit Concordaat werd de invloed op de bisschopsbenoemingen meer verlegd naar het pauselijk gezag en de invloed van de keizer daarop werd op een zeer laag pitje gezet.

Deze “overwinning” van de kerk op de staat, zat Hendrik V danig dwars en werd oorzaak van een ruzie tussen hem en de bisschop Godebald.
Keizer Hendrik V belegerde als gevolg van deze ruzie het bisschoppelijk paleis bij Hardenberg.
Hendrik V werd in zijn strijd tegen bisschop Godebald bijgestaan door de inwoners van Deventer.
De hulp die de inwoners van Deventer aan de keizer verleenden, leidde tot belegering van de stad Deventer door Lotharius III, hertog van Saksen die daarvoor hulp ontving van de krijgslustige bisschop van Munster.
Dit weerhield Hendrik V er niet van het bisschoppelijk paleis in te nemen.

Daar voor beide strijdende partijen de situatie ingewikkeld en uitzichtloos was, werd tot een verzoening besloten, maar niet voordat keizer Hendrik V bij de bisschop van Munster had gedaan gekregen, dat de inwoners van Deventer werden vrijgesteld van het betalen van doop- en begraafgelden en huisgelden aan het Deventer kapittel (college van geestelijken ter uitoefening van de erediensten).
Om het kapittel hiervoor enigszins schadeloos te stellen, schonk keizer Hendrik V aan dit kapittel (en hier wordt voor het eerst in de geschiedenis van haar bestaan gerept) de kerk van Raalte, die bij vonnis aan een zekere Lifgerus was ontnomen.
Wie Lifgerus was is uit de geschiedenis niet gebleken.

De “schenking” van de kerk aan het kapittel te Deventer werd vastgelegd in een charter, gedateerd 2 augustus 1123.
Dit charter werd pluminus een eeuw later herschreven en van het oorspronkelijke keizerlijke zegel voorzien. Het stuk bevindt zich in het gemeentearchief van Deventer en is het oudste schrifstuk aldaar aanwezig.

Als de Plaskerk in 1123 reeds in een oorkonde wordt genoemd, is daarmede het feit gesteld, dat zij toen reeds bestond, doch hoe lang reeds.
De Plaskerk van nu, werd voor de hervorming genoemd “de kerk van de Heilige Kruisverheffing”. Deze naam is thans gegeven aan de R.K. kerk staande aan de kerkstraat te Raalte.
De vroegere benaming “kerk van de Heilige Kruisverheffing” zou kunnen duiden op het feit, dat de kerk door Lifgerus of zijn voorzaten is gebouwd ten tijde van de kruistochten. Toen nam namelijk de verering voor het Heilig Kruis op opvallende wijze toe. Alle kruiskerken in Westfalen en deze omgeving vonden hun oorsprong dan ook in die tijd.

De eerste kruistocht werd ondernomen in 1096, maar ook voordien werden bedevaart gehouden
namelijk: in 1065 werd een bedevaart ondernomen naar Jerusalem door de bisschop van Utrecht, en in 1901 werd door bisschop Erpho vanuit het bisdom Munster een pelgrimstocht ondernomen.

Bouw, bouwstijl en herstel:
Het bouwen van de kerk heeft plaats gehad tussen 1065 en 1123, al kan er voor die tijd reeds een kerk, van steen of waarschijnlijker van hout, hebben gestaan omdat Raalte vanwege de grote uitgestrektheid van haar kerkspel voor een moederkerk gehouden mag worden. De bouw zal vermoedelijk in Romaanse stijl zijn uitgevoerd (ronde bogen). De gotische of spitsbogenstijl is van latere datum (vermoedelijk 1125 – 1250), althans wat het oostelijk gedeelte (priesterkoor) betreft. Dit deel is vroeg Gotisch. Het andere deel is blijkbaar, gezien de meer spitse bogen van de ramen van latere datum. Oude stukken geven aan dat dit deel van de kerk is gebouwd is in 1425.

Omstreeks 1580 werd het kerkgebouw gedeeltelijk verwoest. (Periode 1568-1648 = 8O-jarige Oorlog). In 1592 vond herstel van het kerkgebouw plaats. Om in de jaren 1500 de kerkrestauratie mogelijk te maken, verkocht men een verzilverde miskelk voor 72 goudguldens en een halve stuiver. Met dit geld kon men de planken en de leien kopen om het koor van de kerk te dichten. Er was echter meer nodig dan de opbrengst van de verzilverde miskelk om de allernoodzakelijkste reparaties aan het kerkgebouw te kunnen laten uitvoeren. Er moest meer geld komen. Dit geld kwam uit het kerspel. (Kerspel is parochie of kerkelijke gemeente). Door het kerspel werden 200 daalders bijgedragen. Om de noordzijde geheel met planken en leien te bedekken, werd volgens een rekening uit 1593 gekocht: 31 planken voor 22 goudguldens en 8 stuivers, daarna nog eens 26 planken voor 17 goudguldens en 14 planken voor 11 daalders. Bovendien werd een bedrag van 438 daalders uitgegeven voor “leien, nagelen, meysterloon en de verteerde kosten”. De goudgulden had, omgerekend naar de hedendaagse munteenheid, een waarde van plusminus € 0,58. Als we de daalder (in 1816 afgeschaft) stellen op een waarde van anderhalve goudgulden, dan komen we op een hedendaagse waarde van plusminus € 0,95 Gelet op het totale “restauratiebedrag van 111 goudguldens, 449 daalders en 8,5 stuiver en aannemende, dat vermelding van alle uitgaven heeft plaats gehad, geeft een eenvoudig rekensommetje aan, dat de totale kerkrestauratie in 1592 een bedrag kostte van ruim € 498,25. De kosten van de in de periode 1969 – 1975 uitgevoerde restauratie van dit kerkgebouw, beliepen een bedrag van ruim 590.000,00. Door de eeuwen heen is op gezette tijden aan het kerkgebouw onderhoud en restauratie verricht. Zo was in 1673 een “ingrijpen” noodzakelijk om te voorkomen, dat de buitenmuren of naar binnen of naar buiten zouden inzakken. Door de plaatselijke smid, Evert Smit, werden toen trekstangen en muurankers ter versteviging aangebracht. Deze trekstangen en ankers maakten de constructie van de muren zo degelijk, dat bij de restauratie in de periode 1969-1975, deze versteviging niet gemist kon worden en gehandhaafd is gebleven. De trekstangen en muurankers zijn nu nog zichtbaar in de kerk aanwezig. Voor de Plaskerk te Raalte heeft gedurende ongeveer drie eeuwen als bijzonderheid gegolden, dat de toren lager was dan de kerk. In het bekende boek van Harm Boom “Mijne reisportefeuille of Omzwervingen door Overijssel”, uitgebracht in het najaar van 1846 staat vermeld; “In het jaar 1694 of daaromtrent, viel de toren der kerk in, en werd om zwakheid van ’t fondament niet weder opgebouwd. Hij is thans zoo hoog als de kerk, en de haan, op een zeer verheven rik gezeten, kijkt niet zonder moeite over het dak; de Raalters die vrolijk en kregel van aard zijn, hebben hiervan veel hartezeer. De situatie heeft geduurd tot 1969 toen vond er de volgende restauratie plaats.

In de periode 1969-1975, vond er een restauratie plaats, en om die periode exact aan te geven, zij vermeld, dat de laatste dienst in de kerk voor de restauratie, gehouden werd op pasen 1969 en dat de eerste dienst in de kerk na de restauratie plaats vond op kerstmis 1975.
Tijdens deze restauratie kwamen ook de gewelf en muurschilderingen te voorschijn.

De laatste restauratie vond plaats in 2006.

Monument:
De Nederlands Hervormde kerk op de Plas te Raalte, valt onder Monumentenzorg.